Bennetwallaby’s behoren tot de buideldieren. In het wild komt deze soort in Oost‑Australië, inclusief Tasmanië voor. Hier leeft hij vooral in bossen en op graslanden.
De Bennettwallaby heeft een grijsbruine vacht, met een witte buik. De staart kleurt zilver en heeft een zwarte punt, net zoals de oren, de poten en de snuit.
Er bestaan ook Albino‑varianten van Bennettwallaby.
Bennettwallaby’s zijn herbivoren. Het grootste deel van hun dieet bestaat uit grassen en planten. Door hun langwerpige gezichten hebben ze genoeg kaakruimte voor de grote, platte tanden. Deze hebben ze nodig om hun vegetarische maaltijden te kauwen.
Bennettwallaby’s leven solitair of in kleine groepen. Een groep bestaat uit 2 tot 5 vrouwtjes en hun jongen. Een paar (een mannetje en een vrouwtje) trekt niet langer dan 24 uur met elkaar op.
De Bennettwallaby heeft het soms te warm. In hun natuurlijke habitat stijgen de temperaturen soms zo hoog, dat zelfs de Bennettwallaby het te warm heeft. Door zijn handen en armen te likken, koelt hij zichtzelf af. Als de wind over deze natte vacht waait, ervaart de Bennettwallaby dit als verkoelend.
Wanneer er een jong ter wereld komt, dan is deze klein, hulpeloos en onontwikkeld. Het jong kruipt onmiddellijk in de buidel van de moeder. Hier zal het zich verder ontwikkelen. Dit duurt gewoonlijk een paar maanden. Jonge wallaby’s noemen ze ook wel Joeys. Zelfs nadat een Joey de buidel verlaat, komt het vaak terug in de buidel als er gevaar dreigt.