De Withandgibbon komt voor in Indonesië, Laos, Maleisië, Myanmar en Thailand.
Hier leeft hij hoofdzakelijk in de boomtoppen van tropische regenwouden, bergwouden, diptocarbossen, gemengde loof- en bamboebossen en in altijdgroenblijvende loofbossen.
De Withandgibbon heeft een grootte van 42 tot 58 centimeter met een gewicht tussen de 4,5 en 7,5 kilogram. Deze diersoort heeft een tenger uiterlijk, met zeer lange armen en bezit geen staart. De pels heeft een variabele kleur. Hij kan zwart, donkerbruin, lichtbruin en zandkleurig zijn. De handen en voeten en de krans van beharing rondom de ogen, neus en mond kleuren wit. Als de Withandgibbon zijn gebit aan je laat zien, dan zie je zowel in de bovenkaak als in de onderkaak grote dolkachtige hoektanden.
Het dieet van deze diersoort bestaat uit diverse soorten fruit, bladeren, bloemen en insecten.
Withandgibbons leven meestal in paren. Ze vormen dan ook een hechte familie. Om de 3 jaar krijgt het vrouwtje meestal een jong. Een jong heeft pas zijn volwassenheid bereikt bij een leeftijd van 4 tot 5 jaar, maar kan erna nog een enige tijd bij het gezin voortleven. Hierdoor is het dus gebruikelijk om een koppel te zien met 2 of zelfs 3 jongen.
Elke ochtend, vlak voor of na zonsopgang, zingen de Withandgibbons een duet. Dit doen ze om hun territorium te verdedigen, om een ander te verleiden en om de paarband te versterken.
Withandgibbons staan bekend als echte slingerapen. Met behulp van hun armen, bewegen ze slingerend voort van tak naar tak. Omdat ze voornamelijk in de boomtoppen leven en bewegen, hebben ze gebogen vingers, lange handen, extreem lange armen en relatief korte benen.
Deze diersoort komt zelden aan de grond. Als ze überhaupt aan de grond komen, wandelen ze op 2 benen met de armen boven hun hoofd. Zo blijven ze namelijk in evenwicht.
De Withandgibbon heeft een diversiteit aan vijanden zoals Nevelpanters, Marmerkatten, Aziatische goudkatten, Bengaalse tijgers, Luipaarden, Pythons en Adelaars.