De Napoleonwever komt in Afrika voor. Deze vogelsoort leeft in Angola, Benin, Botswana, Burkina Faso, Centraal-Afrikaanse Republiek, Congo, Congo-Kinshasa, Eritrea, Eswatini, Ethiopië, Gambia, Ghana, Guinee, Guinee-Bissau, Ivoorkust, Kameroen, Kenia, Lesotho, Liberia, Mali, Mauritanië, Mozambique, Namibië, Niger, Nigeria, Oeganda, Senegal, Sierra Leone, Soedan, Tanzania, Togo, Tsjaad, Zambia, Zimbabwe, Zuid-Afrika en Zuid-Soedan.
Deze vogelsoort bewoont (sub-) tropische droge graslanden, (sub-) tropische seizoensgebonden natte en overstroomde graslanden, en door de mensgemaakte gebieden zoals bouwlanden. Bovendien komt de Napoleonwever voor in inlandse wetlands met broekbossen, moerassen, venen en seizoensgebonden zoetwatermoerassen.
De Napoleonwever heeft een grootte van 10 centimeter. Deze vogelsoort is een relatief kleine vogel met een zeer korte staart.
Het broedkleed van het mannetje is spectaculair. Het mannetje heeft een goudgeel voorhoofd, kruin en nek. De achterhalsveren kleuren zwart. De mantel bevat een donkerbruine kleur, met gele uiteinden. De rug en stuit kleuren geel. De zijkant van de kop, de kin, de keel en de buik bevatten een zwarte kleur. De borst heeft een brede, gele borstband. Daarnaast kleuren de flanken, vleugels en onderstaartdekveren geel. De snavel kleurt zwart.
Een vrouwtje en een niet-broedend mannetje hebben een bruin verenkleed. De veren bevatten donkere en centrale strepen. De kin, borst en buik zijn witachtig van kleur. Op de flanken lopen donkere schachtstrepen. De borst bevat een donkere band. De onderstaartdekveren hebben een witachtige tint. De bovenkaak van de snavel is donkerbruin, terwijl de onderkaak lichtbruin kleurt.
De Napoleonwever staat bekend als een herbivoor, maar deze vogelsoort is met name een granivoor. Dit bekent dat in het wild het dieet hoofdzakelijk bestaat uit graszaden.
De Napoleonwever foerageert vaak in gemengde groepen buiten het broedseizoen. Deze vogelsoort zoekt naar vogels op de grond, maar ook in de vegetatie.
Tijdens het broedseizoen weeft het mannetje een bolvormig nest, bestaande uit grassprieten en ander plantaardig materiaal. Het vrouwtje kiest haar partner uit op basis van de kwaliteit van het nest en de intensiteit van de baltsvertoning.
Het mannetje initieert de baltsvertoning. Hij pluist zijn lichaamsveren uit, tot dat hij op een “Hommel” lijkt. Vervolgens gaat het mannetje “hommel-vluchten” maken, wanneer hij ziet dat een vrouwtje nadert. Tijdens de baltsvertoning gebruikt het mannetje de grond, verschillende takken of grashalmen om het vrouwtje aan te trekken. Het mannetje zet zijn borst vooruit en fladdert met de vleugels. Tegelijkertijd zingt het mannetje een melodieus lied. Vervolgens maakt het mannetje zwaaiende bewegingen met de kop, waardoor hij zijn felgele kruin toont aan de potentiële partner.