De Japanse Nachtegaal komt inheems voor in Bhutan, China, India, Myanmar, Nepal, Pakistan en Vietnam. Deze vogelsoort is geïntroduceerd in Frankrijk, Italië, Japan, Réunion en in Hawaii (Verenigde Staten).
Deze vogelsoort heeft een voorkeur voor open bosgebieden met een besdragende struikrand, bosranden, verlaten akkers en bamboebossen. Afhankelijk van het gebied heeft de Japanse nachtegaal lokale voorkeuren. Deze vogelsoort prefereert in Japan bijvoorbeeld hemlocksparbossen, zilverbossen en loofbossen, waarbij de ondergroei dicht moet zijn en gedomineerd moet worden door Bamboe.
De Japanse Nachtegaal heeft een grootte van 14 tot 15 centimeter. Deze grijs-olijfgroene Zangvogel heeft een gevorkte staart. Deze vogelsoort valt op door de geel-oranje keel, borst en vliegveren. De snavel heeft een rode kleur. Een vrouwtje is iets kleiner dan een mannetje en heeft een minder uitgesproken verenkleed.
De Japanse nachtegaal staat bekend als een omnivoor. Dit betekent dat deze vogelsoort zowel plantaardig als dierlijk voedsel eet.
Het plantaardig dieet bestaat uit inheemse en gecultiveerde fruitsoorten en zaden. Deze vogelsoort voedt zich daarnaast met Vlinders, Slakken, Spinnen, Miljoenpoten, Vliesvleugeligen en Tweevleugeligen.
De Japanse nachtegaal drinkt in het wild voornamelijk water uit plassen die op bladeren liggen.
De Japanse nachtegaal foerageert tijdens het broedseizoen in paren. Buiten het broedseizoen zoekt deze vogelsoort naar voedsel in kleine groepen van 4 tot 6 individuen. De vogel bevindt zich bijna altijd in de lagere vegetatielagen. Tijdens het tasten van twijgen en dood hout maakt de vogel talrijke korte vluchten en springt van tak naar tak in een wirwar-beweging. De vogel zoekt naar ongewervelde dieren of zal uiteindelijk fruit uit het gebladerte nemen om zich te voeden.
Het slapen, in vogeltermen ‘roesten’ genoemd, van de Japanse nachtegaal is zeer speciaal. Deze vogelsoort drukt zich zo dicht mogelijk tegen de partner aan, waardoor het lijkt alsof het 1 vogel is, terwijl het eigenlijk 2 vogels zijn. De ruige lichaamsveren vormen tijdens het slapen 1 pluizige bal.