Skip to content Skip to footer

Zwarte kraai

Corvus corone

Habitat

De Zwarte kraai leeft in Groot-Brittannië, Frankrijk, Spanje en van het oosten van Portugal tot aan Denemarken, West-Duitsland, Tsjechië, Slowakije, Oostenrijk, Noord-Italië en Zwitserland. In het winterseizoen overwintert deze vogelsoort in het zuiden en westen van Corsica, Sardinië en het zuidoosten van Europa.

Het leefgebied bestaat uit open landschappen met verspreide bomen, zoals gemengde landbouwgronden, akkers, parken, tuinen, heidevelden, eilanden, kuststroken, kustkliffen, estuarium (zeearm) en open plekken in bossen.

Uiterlijk

Dieet

De Zwarte kraai is een omnivoor, maar voedt zich hoofdzakelijk met aas (dierlijke resten).

Broeden

De Zwarte kraai hanteert een monogaam paringssysteem, waarbij de paarband voor het leven duurt. Het broedseizoen start eind maart.

Deze vogelsoort nestelt solitair, maar het komt soms voor dat 3 paren in eenzelfde boom nestelen.

Zowel het mannetje als het vrouwtje bouwen het nest, maar het vrouwtje doet het meeste werk. Het nest wordt meestal in de kruin van een hoge boom gebouwd. Daarnaast kan het nest op elektriciteitsmasten, op richels van kliffen, op de grond, in oude gebouwen en rietvelden gebouwd worden. De bouwperiode duurt meestal 20 dagen.

Het nest bestaat uit een grote structuur van stokken en twijgen. Dikwijls voegt het paar ook konijnenbotten, draad en heidetwijgen toe. De basis van het nest bestaat uit modder. De binnenkant van het nest wordt met wol, dierenvacht, zachte grassen, veren en papier bekleed.

De Zwarte kraai legt 4 tot 5 eieren. Het vrouwtje broedt de eieren in 17 tot 22 dagen uit. Het mannetje zal de eerste 9 à 10 dagen het vrouwtje van voedsel voorzien. Vervolgens zal het mannetje voor een korte periode het broeden overnemen, zodat het vrouwtje zich kan voeden. Nadat de eieren uitgekomen zijn, zal het paar de jongen verzorgen. Na 30 tot 34 dagen vliegen de jongen uit. Ze zullen vervolgens nog voor enkele weken door de ouders gevoed worden.

Blauwe reiger

Ardea cinerea

Habitat

De Blauwe reiger leeft in het grootste gedeelte van het Palearctisch gebied en trekt door naar Afrika, India en Sri Lanka.

Deze vogelsoort komt bij alle soorten van ondiep water voor, zolang er maar voldoende voedsel aanwezig is. De Blauwe reiger bewoont gebieden met rivieren, meren, kanalen, sloten, plassen, moerassen, rijstvelden, irrigatielandbouwgebied en open graslanden, maar er moeten enkele bomen in de omgeving staan. Aan de kust komt de Blauwe reiger voor bij delta’s, wadden en mangroven.

Uiterlijk

Dieet

De Blauwe reiger voedt zich voornamelijk met Vis, maar ook met Amfibieën, Krabben, Weekdieren, Schaaldieren, Slangen, kleine Knaagdieren en bepaalde Vogels.

Broeden

De Blauwe reiger hanteert een monogaam paringssysteem, waarbij de paarband enkel tijdens het broedseizoen blijft bestaan. Deze vogelsoort zoekt dus ieder broedseizoen naar een nieuwe partner. De Blauwe reiger broedt in gemengde kolonies van 100 tot 1.000 paren bij elkaar. In Nederland komt het solitair broeden steeds vaker voor.

In het begin van het broedseizoen zoekt het mannetje naar een geschikte nestplaats, dat dikwijls uit kleine eilanden in een vijver of plas bestaat.

Als het mannetje zoekt naar een vrouwtje, produceert hij de baltsroep om een partner aan te trekken. Het vrouwtje kiest een partner door de nestplaats te benaderen. Als het mannetje ongeïnteresseerd is, zal hij het vrouwtje verjagen door geen interesse in haar te tonen. Als zowel het mannetje als het vrouwtje geïnteresseerd zijn, vindt er een balts plaats. De balts bestaat uit het strekken van de nek, het maken van buigingen en het klappen met de snavel. Als het vrouwtje de goedkeuring geeft, gaat het paar over op het wederzijds verzorgen van elkaar.

Het vrouwtje bouwt het nest dat zich op de grond of een klif bevindt. Het nest kan ook in een boom, rietveld of struik gemaakt worden. Bovendien kan het vrouwtje ervoor kiezen om het nest bij een brug te bouwen. Het mannetje zal zorgen voor de materialen om het nest te bouwen, zoals stokken en gras.

Het vrouwtje legt 1 tot 10 eieren. Het uitbroeden van de eieren duurt gemiddeld 25 tot 26 dagen. Na 50 dagen vliegen de jongen uit. De eerste 10 à 20 dagen blijven de jongen nog wel in de buurt van het nest.

Continentale aalscholver

Phalacrocorax carbo sinensis

Habitat

De Continentale aalscholver komt voor in centraal Europa tot in het noorden en zuiden van Europa. Bovendien leeft deze vogelsoort in India en Sri Lanka tot in het noordoosten van Rusland, tot in het noordoosten van China en het Koreaans schiereiland, tot in het zuiden van Turkije, tot in het centrale gedeelte van Azië en tot in het noorden van Mongolië. Deze vogelsoort leeft daarnaast in het centrale en zuidelijke gedeelte van Cambodja, het zuiden van Vietnam en het noordoosten van Borneo. 

De Continentale aalscholver leeft bij open wateren, zowel op zee als in het binnenland. Deze vogelsoort bewoont habitatten met moerassen, meren, lagunes, stuwmeren, brede rivieren, zoutpannen en overstroomde gebieden.

Uiterlijk

Dieet

De Continentale aalscholver eet bijna uitsluitend Vis, enkele Schaaldieren en Amfibieën.

Broeden

De Continentale aalscholver leeft monogaam en broedt in kolonies met andere Aalscholvers, Reigers, Lepelaars en Ibissen. In Nederland vindt de broedperiode plaats in december. De kolonies broeden tot in eind augustus, waarbij een 2e legsel vanaf half april tot in juni plaatsvindt.

Het mannetje zoekt eerst naar een geschikte nestplaats, die maximaal 15 tot 20 km van het voedselgebied verwijderd zal zijn. Wanneer het mannetje een geschikte nestplaats gevonden heeft, zal het mannetje starten met het bouwen van het nest. Het nest wordt voornamelijk in bomen, in struiken, in rietvelden of op de grond gebouwd. Bij de kust zal het nest gemaakt worden in kliffen, op rotsen, tussen keien en soms op wrakschepen.

Het nest bestaat uit stokken, riet en zeewier. Het mannetje zal de binnenkant van het nest bekleden met fijne materialen.

Het mannetje zal vervolgens met de vleugels zwaaien om een vrouwtje aan te trekken. Bij deze houding komt de felgekleurde huid van de kop en nek zichtbaar. Hierna zal het mannetje baltsdansen uitvoeren, zoals dansen in het water. Zodra het mannetje en het vrouwtje een paar vormen, zullen ze de kuif op de kop verliezen.

Het vrouwtje legt 2 tot 6 eieren en broedt deze eieren in 27 tot 31 dagen uit. Na ongeveer 50 dagen zullen de jongen uitvliegen. Nadat de jongen het nest verlaten hebben, zullen ze nog 50 dagen verzorgd worden door beide ouders.

Gaai

Garrulus glandarius glandarius

Habitat

De Gaai komt voor in Noord-, Centraal- en Oost-Europa tot aan de Oeral.

Deze vogelsoort bewoont allerlei soorten bossen, maar prefereert beukenbossen, haagbeukenbossen en eikenbossen. Bovendien bestaat het leefgebied uit parken, boomgaarden, stedelijke gebieden en grote tuinen.

Uiterlijk

Dieet

De Gaai is een omnivoor, wat betekent dat deze vogelsoort zowel plantaardig als dierlijk materiaal eet.

Broeden

De Gaai hanteert een monogaam paringssysteem. Het broedseizoen start vanaf midden april.

In maart en april houden ongepaarde Gaaien spontane bijeenkomsten om een partner te zoeken. Tijdens het paringsritueel voeren Gaaien verschillende vocalisaties uit. Mannelijke Gaaien gaan de vrouwtjes achternavliegen. De spontane bijeenkomsten worden meestal door een bestaand Gaaienpaar getriggerd. Door de vocalisaties van het paar, worden ongepaarde Gaaien opgewonden. Hierdoor willen ongepaarde Gaaien zoeken naar een partner. Later tijdens het seizoen kunnen er nog bijeenkomsten plaatsvinden. Deze bijeenkomsten komen waarschijnlijk door het verlies van een partner.

Om de onderlinge band tussen het paar te versterken, scheurt het mannetje voedsel in kleinere porties. Het mannetje biedt vervolgens het voedsel aan het vrouwtje. Tijdens dit ritueel roept het paar liefdevol naar elkaar. Als het vrouwtje bezig is met het maken van het nest, zal het mannetje haar ook van eten voorzien.

De Gaai nestelt solitair. Het nest bevindt zich op een hoogte van 4 tot 6 m boven de grond, in een kruising van een grote tak met de hoofdstam. Het mannetje en het vrouwtje bouwen het nest. Het bestaat uit een platform van twijgen. De binnenkant wordt met zacht plantaardig materiaal bekleed.

Het legsel bevat 3 tot 10 eieren. Het vrouwtje broedt de eieren in 16 tot 19 dagen uit. Het mannetje helpt soms mee met het uitbroeden van de eieren. Tussentijds reinigt het vrouwtje het nest door de parasieten op te eten.

Na het uitkomen blijven de jongen voor 19 tot 23 dagen in het nest. Wanneer de jongen uitvliegen zullen ze nog 7 tot 8 weken afhankelijk zijn van de ouders. Als de ouders agressief op de jongen beginnen te reageren, is het tijd voor de jongen om het “ouderlijk nest” te verlaten.