Skip to content Skip to footer

Zanglijster

Turdus philomelos

Habitat

De Zanglijster komt in het westen van Europa voor. Deze vogelsoort verkiest loofbossen en zelfs vrij open plekken en randachtige habitatten, zoals heide begroeide kusteilanden, schaarse berkenbossen op heuvels en struikachtige steppen om in te broeden. Bovendien bewoont de Zanglijster bijna alle soorten gematigde bossen en bosgebieden. Deze vogelsoort heeft zich daarnaast aangepast aan de moderne, agrarische en stedelijke landschappen, waardoor de Zanglijster zich nu ook voortplant in kleine bospercelen, parken, woonwijken met struiken en bomen, landgoederen, houtwallen, boomgaarden, bermen en voorstedelijke tuinen met enkele hoge bomen.

Uiterlijk

Dieet

De Zanglijster eet zowel dierlijk als plantaardig materiaal, waardoor deze vogelsoort een omnivoor is.

Broeden

Vanaf januari start het mannetje met zingen om een vrouwtje aan te trekken. Wanneer een vrouwtje op zijn gezang afkomt, zal hij haar proberen te verleiden met bepaalde houdingen.

In West-Europa vindt het broedseizoen van midden maart tot half augustus plaats. Het vrouwtje bouwt het nest van grassprietjes, mos en twijgen. De binnenkant van het nest wordt met bladeren, klei, modder, mest en verrot hout bekleed. Het vrouwtje maakt het nest tegen de stam in een struik of boom.

Het vrouwtje legt 3 tot 5 eieren. De eieren worden in 10 tot 17 dagen uitgebroed. De jongen blijven 11 tot 17 dagen in het nest en worden door beide ouders gevoed. Nadat de jongen zijn uitgevlogen, zullen ze nog 1 tot 3 weken door beide ouders verzorgd worden.

Merel

Turdus merula merula

Habitat

De Merel leeft in Europa, met uitzondering van het noorden en zuidoosten van Europa. Het leefgebied bestaat uit een variëteit van verschillende habitatten, maar de belangrijkste zijn relatief open loofbossen, naaldbossen, gemengde bossen en bladverliezende bossen. De bossen moeten bovendien veel ondergroei bevatten.

Uiterlijk

Dieet

De Merel voedt zich met plantaardig en dierlijk materiaal. Hierom is deze vogelsoort dus een omnivoor.

Broeden

De Merel leeft solitair en territoriaal. Tijdens het eerste levensjaar van een mannetje ontwikkelt hij zijn eigen territorium. Dit territorium gebruikt hij om een partner te vonden en om te broeden.

In februari en maart gaat het mannetje zoeken naar een vrouwtje. Bij zonsopgang begint het mannetje te zingen en voert vertoningen uit. Wanneer het vrouwtje akkoord is, zullen ze een paar vormen. De Merel is over het algemeen een monogame vogelsoort, maar tussen de seizoenen kunnen paren van elkaar scheiden.

In Europa vindt de broedperiode van maart tot september plaats. Het vrouwtje bouwt het nest in struiken, bomen en klimplanten. Het nest bestaat uit een beker van droge grasstengels en kleine twijgen. De binnenkant van het nest is volgestopt met modder, fijn gras en stengels.

Het vrouwtje legt 2 tot 6 eieren en broedt deze in 10 tot 19 dagen uit. De jongen blijven voor 13 tot 14 dagen in het nest voordat ze uitvliegen. Na het uitvliegen zullen de ouders nog ongeveer 20 dagen voor ze zorgen.

Hoe kan jij de Merel helpen?

De Merel kan broeden in een halfopen nestkast van 25 cm breed, 25 cm diep en 22 cm hoog. Aangezien de Merel onder andere broedt in dichte struiken, is het nest een makkelijke prooi voor Katten. Hierom is de hoogte van de plaatsing van de nestkast uiterst belangrijk. De nestkast hang je op in een struik of in de buurt van een struik op een hoogte van 2 meter tot 3 meter. De nestkast kun je eventueel ook plaatsen in een muur van Klimop of in een haag. De invliegopening van de nestkast dient vrij te zijn, maar onzichtbaar genoeg dat predatoren er niet gemakkelijk bij kunnen komen. De invliegopening richt je het best op het noorden, noordoosten of oosten, waardoor de wind en de felle zon vermeden wordt.