Winterkoning
Troglodytes troglodytes
Habitat
De Winterkoning komt voor in geheel Europa, maar niet in het hoge noorden. Het leefgebied bestaat uit loofbossen, gemengde bossen, dichtbevolkte voorsteden, kleinschalige landbouwgronden, houtwallen, landgoederen, begraafplaatsen, stadsparken en -tuinen, goed begroeide buitenwijken, heidestruiken en eilanden voor de kust met zeer schaarse begroeiing. Deze vogelsoort heeft een voorkeur voor dichte struikgewassen, hagen en heggen als vegetatie.

Uiterlijk


Dieet
De Winterkoning voedt zich met ongewervelde dieren. Deze vogelsoort vult het dieet soms aan met bessen en zaden.


Broeden
In Nederland start de broedperiode rond half april en duurt tot en met juli. De Winterkoning heeft 2 legsels per jaar.
Het mannetje maakt 3 tot 4 nesten, waarvan het vrouwtje eentje uitkiest om in te broeden. Het nest heeft de vorm van een koepel met een opening aan de zijkant. Het nest bestaat uit stokken, gras, mos en vezels. Het mannetje bouwt het nest in een oude boomstronk, spechtenholte of rotsspleet. Toch staat de Winterkoning bekend voor het kiezen van vreemde of door de mensgemaakte locaties, zoals de zak van een hangende jas. Het vrouwtje zal de binnenkant van het gekozen nest bekleden met veren en haar.
Het vrouwtje legt 3 tot 9 eieren en broedt deze in 16 dagen uit. Beide ouders voeden en beschermen de kuikens. Na 14 tot en met 19 dagen vliegen de jongen uit. De ouders voeden hierna nog voor 9 tot en met 18 dagen de jongen.
Hoe help jij de Winterkoning?
Je kunt de Winterkoning helpen door een nestkast of nestbuidel in je tuin op te hangen. Je plaatst de nestkast of -buidel in een struik op een maximale hoogte van 1 m. Zorg ervoor dat de nestkast of -buidel op een rustige en beschutte plek hangt. De invliegopening richt je naar het oosten of het noorden en moet takjesvrij zijn, zodat de aanvliegroute vrij blijft.
Omdat de Winterkoning een relatief kleine vogelsoort is, hoeft de nestkast of -buidel niet groot te zijn. Een nestkast met een breedte en diepte van 9 cm en een hoogte van 15 cm volstaat al voor deze vogelsoort. In de nestkast zal de Winterkoning uiteindelijk het nest bouwen. Een nestbuidel heeft de natuurlijke vorm al van een nest van de Winterkoning. De nestbuidel moet ongeveer een breedte en diepte van 10 cm en een hoogte van 24 cm hebben. De invliegopening moet minimaal 27 mm zijn.
Aangezien een vrouwtje tussen verschillende nesten wil kiezen, raden we je aan om meerdere nestkasten of -buidels op te hangen in de tuin.



Koperwiek
Turdus iliacus
Habitat
De Koperwiek leeft als broedvogel van Noord- en Oost-Europa tot in Siberië. Deze vogelsoort komt daarnaast voor in West- en Zuid-Europa, in Noord-Afrika, bij de Zwarte Zee, bij de Kaspische Zee en in het aangrenzend gedeelte van het zuidwesten van Azië. In deze gebieden broedt de Koperwiek echter niet.
Tijdens het broedseizoen bestaat het natuurlijk leefgebied uit bossen, open gebieden in de laaglanden en relatief lage heuvels. De Koperwiek heeft een voorkeur voor rivierbekkens, uiterwaarden van open loofbossen, gemengde bosranden met akkers en moerassen, regeneratiebossen met hoge struiken en aanzienlijke ondergroei, open plekken in oerbossen en struwelen langs oevers. Bovendien houdt deze vogelsoort van Wilgen toendra’s, Berken toendra’s, parken, tuinen en uitgedunde bossen met graslanden rondom gebouwen.
Deze vogelsoort overwintert in open bossen, in boomgaarden en bij struikgewassen. In de buurt zal de Koperwiek zoeken naar besdragende struiken en graslanden. Hierdoor zie je in Nederland de Koperwiek vaak in weilanden, bij boomgaarden, in bossen, in parken en in tuinen.



Uiterlijk


Dieet
Tijdens het broedseizoen voedt de Koperwiek zich met ongewervelde dieren. Tijdens de herfst en in de winter vormen zaden en bessen de belangrijkste voedselbron.


Trekvogel in Nederland
De Koperwiek broedt niet in Nederland. Deze vogelsoort komt in Nederland voor als een doortrekker en wintergast in zeer grote aantallen. Het aantal overwinteraars ligt tussen de 25.000 en 100.000 individuen. Het aantal doortrekkers bedraagt tussen de 200.000 tot 1.000.000 individuen.
Vanaf eind september arriveert de trek van wintergasten in Nederland, waarbij er grote groepen te zien zijn. Deze grote groepen vertrekken rond eind maart tot begin april terug richting het noorden.
Zowel het mannetje als het vrouwtje graven de nestholte uit. Het nest bevindt zich in een holte aan de onderkant van een dode tak of rotte stronk of op de stam. De nestholte bevindt zich op een hoogte van 0,40 tot 20 m.
In april tot en met midden mei legt de Kleine bonte specht 5 tot 6 eieren. Het paar broedt de eieren uit over een periode van 10 tot 12 dagen. Na het uitkomen van de eieren zorgen beide geslachten voor de kuikens. Na 18 tot 21 dagen vliegen de jongen uit, maar de ouders verzorgen de jongen nog 1 tot 2 weken.
Hoe help jij de Koperwiek?
Aangezien de Koperwiek niet broedt in Nederland, hoef je voor deze vogelsoort geen nestkast in de tuin op te hangen. Wel kun je de Koperwiek een handje helpen tijdens de winter door (rottend) fruit in je tuin neer te leggen. Daarnaast kun je in de tuin inheemse struiken met bessen aanplanten, waarmee de Koperwiek zich kan voeden.


